Asyut
Asyut is een van de oudste steden ter wereld en wordt al vijfduizend jaar bewoond. Volgens de Piramideteksten was dit de plek waar Isis en Osiris over het lichaam van Osiris waakten tot het gemummificeerd werd. Vanaf 2500 v.Chr. was Asyut de hoofdstad van de 13e Boven-Egyptische nome (provincie).
De stad ligt bijna precies in het midden tussen Memphis en Thebe en dankt zijn naam als ‘bewaker’ (siut) aan zijn rol als grensbewaarder tussen deze twee soms rivaliserende gebieden. Sinds 2003 heeft Jochem Kahl met de Sohag Universiteit de necropool in kaart gebracht, en sindsdien wordt er gegraven door o.a. de Johannes Gutenberg Universiteit in Mainz. Naast drieduizend jaar oude tombes zijn er ook resten van Koptische kloosters en begraafplaatsen te vinden. Het British Museum doet bovendien onderzoek naar het nabijgelegen Shutb (Shashotep), de hoofdstad van de 11e Boven-Egyptische nome.
De necropool van Asyut bevindt zich in de Westelijke Berg (Gebel Asyut al-Gharbi), die oprijst tot een hoogte van 200 m. Veel graven werden in de oudheid al geplunderd en hergebruikt. Overige schade werd veroorzaakt door stortregens, aardbevingen en het gebruik van de berg als steengroeve.
Vroege onderzoekers
Francis Llewellyn Griffith (1862-1934) bestudeerde de rotsgraven voor het eerst in 1888, en kopieerde de 10 meter hoge inscripties van de nomarchen (provinciehoofden) van Asyut vanaf een houten ladder. Percy Newberry (1869-1945) bezocht te site in 1893 en kopieerde teksten en maakte schetsen. Ook enkele Egyptische onderzoekers bezochten de site, maar hier zijn geen publicaties van bewaard gebleven.
Het IFAO groef 26 graven op in 1903, waarvan de meeste intact waren zoals het graf van Nakht uit de Eerste Tussenperiode. In zijn grafkamer werden meubels en grafuitrusting gevonden, die naar het Egyptisch Museum in Cairo en het Louvre in Parijs zijn verplaatst. Ook het Egyptisch Museum in Turijn heeft artefacten uit Asyut, verzameld door Ernesto Schiaparelli (1856-1928). Hij begon in 1906 te werken op de site, waarbij een van de tombes dienst deed als keuken. In zeven seizoenen vond hij 3000 artefacten. In 1913 groef de eerste Egyptische Egyptoloog Ahmed Pasha Kamal (1851-1923) in Asyut voor een privé-verzamelaar.
De houten kist van Nakht in het Louvre (bron)
Dagelijks leven
Asyut dankt zijn rijkdom aan de rijke landbouwgronden die er te vinden zijn. Als administratief centrum op de westoever van de Nijl waren er tempels, bibliotheken, scholen, graanschuren, paleizen, tuinen en mudbrick huizen te vinden. Als belangrijke plaats op handelsroutes was er een levendige markt, rivierverkeer en karavanen.
Het grootste gebouw in Asyut was de tempel voor Wepwawet, de hondengod en ‘opener der wegen’. In de latere oudheid werd de stad daarom ook Lycopolis genoemd, ‘stad van de wolf’. Ook waren er tempels voor de schrijversgod Thot en Anubis, de jakalsgod van de balseming. Specifieke godheden voor de regio waren Hereret, geassocieerd met gewapend conflict, en Sahet, ‘die waakt over de godsboeken’.
Een van de tombes getekend door Vivant Denon (bron)
Eerste Tussenperiode
Tijdens de Eerste Tussenperiode viel het Egyptische land uiteen en streed de hoofdstad van Beneden-Egypte, Herakleopolis, met Thebe in Boven-Egypte. Asyut was geallieerd met de Herakleopolitanen, maar bevond zich dicht bij de Thebaanse grens. Hierdoor kende de stad twintig jaar burgeroorlog, met alle ellende die daarbij hoorde.
Iti-Ibi’s graf bevat een autobiografische inscriptie waarin deze strijd wordt genoemd. Zijn zoon Khety II dreef te Thebanen terug in een gevecht per schip, met een naar eigen zeggen kilometers lange vloot. De Thebanen namen de provincie daarna echter weer snel in. Mesehti’s graf bevatte houten modellen van soldaten, waaronder Nubische boogschutters, die nu in het Egyptisch Museum in Cairo te zien zijn.
Pas toen koningin Amenemhat I van de 12e dynastie aan de macht kwam keerde de rust enigszins terug. Het Middenrijk zou een welvarende tijd blijken. Dit tot enkele eeuwen later de Hyksos hun heerschappij vestigden in de oostelijke Nijldelta (ca. 1530 v.Chr.) en een groot deel van het land beheersten tijdens de Tweede Tussenperiode. Nu vocht Asyut aan de kant van Thebe tegen de indringers.
Leiderschap
De nomarchen van Asyut heersten als kleine koninkjes. Een autobiografische inscriptie in het graf van Khety I, die leefde tijdens de Eerste Tussenperiode noemt hoe hij de stad voedde met gerst toen er honger heerste.
De bekendste heerser van Asyut was Djefai-Hapi I. Hij liet zich afbeelden in 2 m hoge houten beelden die nu in het Louvre en Turijn te vinden zijn. Hij regeerde tijdens de 12e dynasty, toen koning Sesostris I aan de macht was, en restaureerde de tempel van Wepwawet. Zijn rotsgraf was een van de grootste niet-koninklijke tombes in Egypte. Het bestaat uit een serie ruimtes die 55 m de rots in loopt, met 11 m hoge plafonds versierd met reliëfs en schilderingen. Zijn vele titels liegen er niet om.
Kunst
Asyut stond niet alleen bekend om militair leiderschap, maar ook om kunst. In Asyut waren scholen te vinden waar schilderen, schrijven en beeldhouwen werd onderwezen, net als architectuur en literatuur. Djefai-Hapi’s graf stond model voor de Nieuwerijks graven van Thebe. Asyut bracht aan het eind van de Eerste Tussenperiode houten beelden voort die rivaliseren met die van de latere hoofdstad. Ook werden inscripties uit Asyut nog honderden jaren gekopieerd.
Het graf van Iti-ibi-iqer (ca. 2030 v.Chr.) bevatte scènes uit het dagelijks leven zoals landbouw, veehouderij en de jacht. Maar bijzonder is dat de tombe nog honderden jaren later tijdens het Nieuwe Rijk werd bezocht. De bezoekers lieten daarbij dipinti achter (graffiti in inkt). Men prees bijvoorbeeld de tempel van Wepwawet als pelgrim of toerist, maar ook werd de graftombe als klaslokaal gebruikt voor schrijfoefeningen. In de Ramessidische tijd kwamen daar vrome uitingen bij: ‘Doe goed, god X’ schreven de bezoekers om de zegen van hun verre voorouders te vragen.
Meer lezen:
Ilona Regulski, Asyut: Guardian City (2018).