-
Kort nieuws
Onderwaterwereld
We kennen deze taferelen al uit de Middellandse Zee bij Alexandrië, maar nu ook uit de Nijl bij Aswan: een Egyptisch-Frans team duikt naar resten van de faraonische beschaving. Ze hebben stèles, inscripties en afbeeldingen gevonden van Amenhotep III, Toetmosis IV, Psamtik II en Apries. Zie hoe de stenen opdoemen in het troebele water… Meer nieuws volgt hopelijk snel!
Romeinse resten
Bij Marsa Matruh aan de noordkust van Egypte is een Romeinse catacombe ontdekt. De begraafplaats werd gevonden door een team van Egyptische archeologen. De catacombe was uit de rotsen gehouwen en bood plaats aan 29 doden. Verder werd er glaswerk, offertafels en beelden aangetroffen. Ook heeft het team een badplaats blootgelegd met een ontvangsthal, badkamers en een watersysteem.
Vrouwen in het Dal der Koningen
Het nieuwe boek van Kathleen Sheppard is uit! Deze auteur focust op de rol van vrouwen in de Egyptologie, zoals Margaret Murray en Caroline Ransom Williams. Haar laatste boek gaat over een aantal vrouwen die actief waren in Egypte tijdens de Vergulde Eeuw. Vooral Amelia Edwards (reizigster, auteur en oprichtster van de EES), Maggie Benson (die samen met haar partner Janet Gourlay de Moet-tempel opgroef) en Emma Andrews (die allerhande opgravingen financierde) komen aan bod. Een heerlijk boek om niet te missen!
-
Gelukkig nieuwjaar!
Goddank zijn de hondsdagen weer voorbij. De warmste periode van het jaar, waarin voedsel bederft (zelfs in de koelkast), en je niets anders kan doen dan lethargisch rondhangen, terwijl je ziek wordt of ruzie maakt met je partner. De hondsdagen (tussen 20 juli en 20 augustus) hebben niets te maken met hondenweer en alles met de oude Egyptenaren.
In het oude Egypte verlangde men met smart naar deze periode. Wanneer de ster Sirius (de hoofdster in ons sterrenbeeld Grote Hond) weer zichtbaar werd aan de ochtendhemel, wist men dat de Nijl binnenkort zou overstromen. Wanneer het water bij Aswan door de granietrotsen bulderde hield men door het hele land angstvallig de Nijlmeters in de gaten. Zou het water genoeg rijzen om zijn vruchtbare slib achter te laten en volgend jaar een goede oogst op te leveren, of zou de overstroming te laag zijn? Of – nog desastreuzer – te hoog waardoor hele nederzettingen werden verwoest? Het was de taak van de priesters om dit in de gaten te houden en de goden te manen tot voorspoed voor het land.
Nijlmeter op het eiland Abu (Elefantine, bij het moderne Aswan)
De oude Egyptenaren zagen de ster Sirius als de godin Isis, echtgenote van Osiris. In de Griekse mythologie was Sirius de hond van de jager Orion. Toen Orion stierf, kregen ze gezamenlijk een plek aan het firmament. Ook de Grieken en Romeinen beschouwden de hondsdagen als een tijd van extreme hitte. In noordelijke landen als Nederland en Vlaanderen kon het in plaats daarvan echter ook flink regenen. Als dit op 20 juli het geval was (‘Pisgriet’, de naamdag van Margaretha van Antiochië en het begin van de hondsdagen) betekende dat zes weken slecht weer (‘Als Margriet pist in het riet / zes hele weken boerenverdriet’).
Met (doorgaans) minimale regenval was de Oudegyptische kalender geheel afgestemd op de jaarlijkse overstroming van de Nijl. Het Achet-seizoen was wanneer de Nijl overstroomde, tijdens Peret kwam het land weer tevoorschijn, en Sjemoe betekende oogsttijd. Het nieuwe jaar begon dus met de heliacale opkomst (als ochtendster) van Sopdet oftewel Sirius (het Griekse Sothis).
De Egyptische kalender kende 365 dagen, bestaande uit 12 maanden van elk 30 dagen. Dan hou je circa vijf dagen over, die we epagomenale dagen noemen (volgende de oude Egyptenaren: ‘de vijf dagen op het jaar’). Mythologische gezien waren dit de geboortedagen van Osiris, Horus, Seth, Isis en Nephtys. Er werd feest gevierd maar ook gevreesd voor demonen. Een opgerold papyrusamulet met spreuken erop geschreven kon helpen tegen de slechte invloed van deze demonen.
Misschien had ik daarom ruzie met mijn vriendje…
-
Nijlvragen
Twee weken geleden werd het nieuws bekend gemaakt dat er een nieuwe tak van de Nijl ontdekt was. De zogenaamde Ahramat (‘piramide’)-tak zou langs 31 piramides lopen, inclusief die van Khufu in Giza. Dit werd geschreven in een nieuwe publicatie door Ghoneim et al. in het wetenschappelijke tijdschrift Communication Earth and Environment van Nature. Deze waterloop ligt nu verborgen onder het landschap en werd met behulp van satellietbeelden, historische kaarten, geofysisch onderzoek en boringen gelokaliseerd.
De ontdekking is belangrijk omdat we zo meer te weten komen over hoe het Oudegyptische landschap eruit zag en hoe de stenen werden aangeleverd voor de bouw van de piramides. Onderaan de vaak lange dalwegen (‘causeways’) van de piramidecomplexen bevinden zich kades waar boten konden aanmeren. Dit is o.a. goed te zijn bij de daltempel van Unas, waarbij de vegetatie erop wijst dat zich hier vroeger water bevond. Het verklaart ook waarom de piramides liggen waar ze nu liggen, relatief ver weg van de Nijl in de woestijn.
De daltempel van Unas, met kade (foto door de auteur)
De Ahramat-tak uit het artikel van Ghoneim
De verdwenen Nijltak, die zich op 2,5 tot 10,25 km afstand van de moderne rivier bevindt, slibte na verloop van tijd dicht met zand en modder. Dit kan te maken hebben gehad met klimaatverandering en de langzame verwoestijning van de Sahara. We weten dat er aan het eind van het Oude Rijk (het tijdperk waarin de meeste en grootste piramides werden gebouwd) sprake was van droogte en wisselvallige Nijloverstromingen.
Op het bericht is gereageerd door o.a. de Egyptologen Francesco Tiradritti, Zahi Hawass en Mark Lehner. Tiradritti benadrukt dat de meeste blokken waaruit de piramides zijn opgetrokken lokaal werden gewonnen. De piramides van Giza staan als het ware in hun eigen steengroeve. De dekstenen van fijnere kalksteen kwamen vaak uit Tura, het rotsplateau aan de overkant van de Nijl, zo’n 25 km van Giza vandaan. Graniet (dat een deel vormde van Menkaure’s deklaag) kwam echter helemaal uit Aswan, 800 km verderop.
Ook zegt hij dat sporen van oude waterwegen niets nieuws zijn, maar dat de loop van de Nijl continu verschoof. De ontdekte Nijltak zou dan niets anders zijn dan de Nijl zelf. Wel draagt het onderzoek volgens hem veel bij aan onze kennis over het gebied.
De Nijl verschoof nogal gedurende de geschiedenis (uit Lutley & Bunbury, Egyptian Archaeology 32, 2008)
Ook Zahi Hawass en Mark Lehner zeggen dat het artikel weinig nieuws biedt en dat het bestaan van een westelijke Nijltak (de Bahr el-Libeini) 50 jaar geleden al door George Goyon is voorgesteld. Het bestaan van havens bij dalwegen was al bekend. Tevens weten we sinds de ontdekking van de Wadi el-Jarf papyri in 2013, die het logboek bevatten van de inspecteur Merer, meer over de aanvoer van stenen naar de piramides.
Het gaat er dus niet om dat het onderzoek in Nature niet van belang is, maar dat je als wetenschapper netjes moet refereren naar eerder onderzoek.
Voor mijn eigen onderzoek is dit allemaal zeer interessant, omdat we zo een steeds beter beeld krijgen van de veranderlijkheid van het Egyptische landschap. We kunnen de scènes op de tombemuren, waarin weelderige moerassen en drukke savannes worden afgebeeld, daardoor beter duiden. Eind 2024 hoop ik klaar te zijn met mijn dissertatie over dit onderwerp.