Piramidebouwers
Het Oude Rijk (ca. 2680-2180 v.Chr.) was de tijd van de piramidebouwers. We weten veel over de farao’s en hun piramides, en de hoge ambtenaren die zich lieten begraven in de schaduw van deze monumenten bij Giza, Saqqara en Abusir. Maar wie waren de gewone mensen die aan deze graven voor de eeuwigheid bouwden?
Lang werd gedacht dat het om slaven zou gaan. Duizenden slaven die eindeloos stenen hakten en deze opstapelden ter meerdere eer en glorie van de goddelijke koning. Dit beeld werd versterkt door films zoals Cecil B. DeMille’s The Ten Commandments, waarin het verhaal van de Exodus wordt verteld. Hoewel we bewijs hebben voor slavernij in Egypte vooral tijdens het Nieuwe Rijk, toen veel land werd veroverd en krijgsgevangenen naar Egypte werden gehaald, is het onwaarschijnlijk dat een leger van slaven de piramides heeft gebouwd.
Eind jaren 1980 werden voor het eerst opgravingen gedaan ten zuiden van de sfinx in Giza met een meer antropologische inslag. Hier vond men de infrastructuur die was aangelegd ter ondersteuning van de bouwwerkzaamheden: barakken, huizen van de staf, bakkerijen, opslagplaatsen en eetzalen. Elk restje dierlijk botmateriaal uit het 4500 jaar oude afval werd geanalyseerd, zodat het dieet van de piramidebouwers zichtbaar werd bestaande uit geit, schaap, vee, vis en gevogelte.
Daaruit bleek dat de piramidebouwers veel vlees te eten kregen: zo’n 6000-7000 mensen kon dagelijks gevoed worden met vlees, vooral jong rundvlees. Tijdens het Oude Rijk werden er zelfs speciale nederzettingen gesticht in de Delta om door middel van veeteelt de hoofdstad Memphis van vlees te voorzien. Het verstrekken van goede kwaliteit biefstuk aan werklieden strookt niet met het idee dat de piramidebouwers slaven waren. Wie waren deze mensen dan wel?
De bouw van de Grote Piramide van Khufu, die rond 2650 v.Chr. klaar was, nam waarschijnlijk zo’n 20 jaar in beslag. Het werk werd gedaan door een team van experts: managers, architecten, ambachtslieden, ondersteunend personeels (koks, bakkers) en een heleboel stenenslepers. Volgens archeoloog Mark Lehner zou zo’n 14.500 man nodig zijn geweest, verdeeld in ploegen. Het was een strak geplande organisatie met een eigen nederzetting direct naast de bouwplaats.
Nederzetting van piramidebouwers bij Giza (© Mark Lehner)
Werklieden in het Oude Egypte werden niet betaald in geld, maar in goederen. In brood, bier, vlees, kleding en olie: alles wat men dagelijks nodig had. Als de Nijl overstroomde van juli tot september kwam er bovendien een grote hoeveelheid ‘flexwerkers’ van de ondergelopen velden om het personeelsbestand aan te vullen.
In 2013 vond archeoloog Pierre Tallet een met hierätisch (cursiefschrift) beschreven papyrus in een grot bij Wadi el-Jarf aan de Rode Zeekust. Het bevat het zogenaamde logboek van Merer, een inspecteur (‘sehedj’) tijdens de regering van koning Khufu. Het beschrijft enkele maanden werk waarin kalksteen werd getransporteerd van de steengroeve in Tura naar de bouwplaats in Giza. Hoogstwaarschijnlijk ging het hier om blokken voor de bekleding van de grote piramide. In het dagboek is te lezen hoe elke tien dagen, twee of drie rondes werden gemaakt waarbij elk zo’n 30 blokken werden getransporteerd van 2-3 ton, zo’n 200 blokken per maand. 40 schippers stonden hierbij onder Merer’s toezicht, en hij rapporteerde zijn werk aan ‘de nobele Ankh-haf’, de halfbroer van koning Khufu. Het is een uitzonderlijke inkijk in de organistie die gemoeid was met de bouw van de piramides.
Een deel van de papyrus met het logboek van Merer (© Pierre Tallet)