Akhmim
Akhmim, gelegen tegenover Sohag in Midden-Egypte, was een centrum voor de cultus van Min, god van de vruchtbaarheid. De naam Akhmim komt waarschijnlijk van het Oudegyptische Khent-Min, “voornaamste (plaats) van Min”. Tijdens de Grieks-Romeinse periode werd de stad Panopolis genoemd vanwege de identificatie van Min met de Griekse god Pan. Resten van de tempel van Min (al-Birba in het Arabisch) liggen tegenwoordig diep begraven onder de straten van de moderne stad.
De nederzetting ontstond tijdens de Predynastische Periode op de oostoever van de Nijl. Tijdens het Oude Rijk werd het de hoofdstad van de negende nome (provincie) van Boven-Egypte en speelde het een rol in de handel met de Rode Zee (245 km naar het oosten). Min werd geassocieerd met de Oostelijke Woestijn en de handel met het land Poent. Koptos, waar ook een handelsroute naar de Rode Zee begon en een tempel stond gewijd aan Min, was de zusterstad van Akhmim.
Akhmim werd een belangrijke administratieve plaats tijdens 5e en 6e dynastie onder machtige lokale heersers zoals Tjeti-iqer en de vizier Horwey I. Met de neergang van de hoofdstad Memphis aan het eind van de 6e dynastie verschoof het kerngebied naar het zuiden en kwam Akhmim onder de invloedssfeer van Abydos en Koptos. De tombes uit deze periode liggen in de necropool van Hawawish, die werd opgegraven door Naguib Kanawati.
Tijdens het Nieuwe Rijk kwamen enkele belangrijke hovelingen uit Akhmim, zoals de Min-priester en legerleider Yuya. De latere koning Ay liet er een schrijn in de rotsen bouwen (de speos van el-Salamuni). Ook liet koning Ramses II een beeld van zichzelf en zijn dochter Meritamun opstellen om de tempel van Min op te luisteren.
Het beeld van koningin Meritamun (bron)