Achtergrond,  Onderzoek

Marktvrouwen in het Oude Rijk

De mastabagraven van Saqqara en Abusir staan bekend om hun zogenaamde ‘scènes uit het dagelijks leven’. Deze scènes tonen allerlei aspecten van de samenleving in het Oude Rijk, zoals landbouw, handel, ontspanning en voorbereidingen voor de begrafenis van de elite grafeigenaar. De betekenis van deze scènes is op veel manieren uitgelegd, van symbolische regeneratie tot meer pragmatische en esthetische intenties. De waarheid ligt waarschijnlijk in het midden. Het is duidelijk dat de scènes het eliteleven laten zien, en geen hiernamaals. Koning en goden zijn niet aanwezig. De decoratie was ongetwijfeld bedoeld om aantrekkelijk te zijn, om de offercultus aan te wakkeren en de naam en sociale status van de grafeigenaar te vereeuwigen. Ongeacht hun specifieke funeraire context kunnen de scènes ons veel leren over het leven tijdens het Oude Rijk.

Een van de zeldzamere onderwerpen die worden afgebeeld in graven rond de hoofdstad Memphis is de marktscène. Deze komt voor in slechts zeven graven in Saqqara, twee in het nabijgelegen Abusir, en tevens op de muren van de toegangsweg naar de piramide van Unas. De marktscène beslaat vaak meerdere registers, en toont verkopers en kopers van allerlei goederen: brood, bier, groente, vis, gevogelte, vlees, vaatwerk, linnen en gegraveerde zegels. Interessant is dat we individuele transacties zien plaatsvinden (zoals bier in ruil voor vis) en soms zelfs de relatieve waarde van de producten (zes Smd-broden voor twee eenheden zw.t-graan). De afgebeelde markt is drukbezocht en levendig, met handelaren die hun waren aanprijzen, klanten die onderhandelen, bewakers met aangelijnde bavianen en een verscheidenheid aan oude mannen, jonge mannen, vrouwen en kinderen.

Moussa, A.M. en H. Altenmüller, Das Grab des Nianchchnum und Chnumhotep (1977), fig. 10.

In feite bevat de helft van de bewaarde marktscènes vrouwen die actief bezig zijn met het kopen en/of verkopen van waar. In het graf van Nianchchnoem en Chnoemhotep (hierboven afgebeeld) zien we een vrouw met een kind op sleeptouw die vijgen of granaatappels lijkt te kopen. Ze overhandigt een schaal aan de verkoper, om deze te vullen met fruit of om (de inhoud ervan) als ruilmiddel aan te bieden. In het volgende register is een vrouw bier aan het schenken in de schotel van een hurkende man die aan een lente-uitje knabbelt. Hij is afgeladen met boodschappentassen en zegt: “Vul me bij, ook al zit ik vol. De graan is van een goede soort.” De vrouw wordt Tn.t genoemd, verwijzend naar de schalen bier die ze verkoopt aan passerende klanten. Een register daaronder hurkt een vrouw bij een mand met drinkbekers, waarvan ze er een aanbiedt aan een passerende koper met buidel en ui. Hij draagt of biedt een waaier aan in ruil. De marktvrouw prijst haar waar aan met de woorden: “Zie, iets om uit te drinken.”

Egyptian Art in the Age of the Pyramids (1999), fig. 126 op p. 405.

Een reliëffragment uit het Pushkin Museum dat past aan de marktscène in de tombe van Tepemankh II (hierboven afgebeeld) toont een kale man op een laag krukje, die een albasten schaal bekijkt, hem aangeboden door een vrouw in lange jurk. Ze vertelt hem de schaal te graveren met de woorden ‘voor de Ka-priester’. In haar hand houdt ze een bosje lente-ui. Om de vrouw heen vindt meer handel plaats: sandalen worden geruild voor graan, vis wordt geselecteerd uit een grote hoop, en een ‘politie’-baviaan bijt in de dij van een jongeman (die iets probeert te stelen?). Achter de graveur zijn hout- en metaalbewerkers te zien.

Harpur, Y.M., The identity and positions of relief fragments in museums and private collections: Reliefs from a dismantled tomb in the Saqqara necropolis, SAK 13 (1986), 107-123, fig. 4.

De eigenaar van tombe S 920 in Saqqara is helaas onbekend, maar een reliëffragment uit dit graf (hierboven afgebeeld) bevat een andere interessante scène. Een zittende vrouw verkoopt brood aan een vrouwelijke klant, die een schaal vasthoudt. Een andere vrouw schenkt bier in de kom van een hurkende man met een buidel. De tombe van Fetekta in Abusir laat ook vrouwen zien die handel drijven (hieronder afgebeeld). Een dame koopt olie, terwijl twee andere vrouwen verse vis willen kopen in ruil voor graan. Een van de kopers wordt bij naam genoemd: ze heet Minmeret.

Lepsius, C.R., Denkmäler aus Aegypten und Aethiopien (1849-1856), deel II, pl. 96.

Hoe kunnen we deze markten verklaren? De Oudegyptische economie wordt vaak beschreven als een systeem van redistributie, waarin de staat en de tempel van ongekend belang waren. Müller-Wollermann [1] verklaart de Egyptische economie op basis van de theorie van de econoom Karl Polanyi. Die onderscheidt drie typen uitwisseling: reciprociteit (de uitwisseling van geschenken tussen gelijken), redistributie (waarbij producten worden verzameld op een centraal punt en van daaruit worden verdeeld, zoals belasting en tribuut), en markthandel. Deze laatste wordt gekenmerkt door marktmechanismen zoals winstmaximalisatie en het verminderen van productiekosten. Volgens Polanyi bestond markthandel niet in ‘archaïsche’ samenlevingen waarin slechts het landbouwoverschot werd verhandeld. De Ouderijks marktscènes worden door Müller-Wollermann in plaats daarvan uitgelegd als ‘negatieve reciprociteit’, waarbij beide partners voordeel proberen te halen uit een transactie, en geen eerdere connectie hebben met elkaar.

Barry Kemp beweert in zijn bekende werk over de Oudegyptische samenleving dat, aangezien de Egyptenaren geen woord hadden voor ‘winst’, ze er simpelweg niet naar konden streven [2]. Toch schrijft hij de Egyptenaren een ‘adequaat zakelijk inzicht’ toe. Maar in onze marktscènes zien we een duidelijk onderscheid tussen verkopers (met hun manden vol waar) en klanten (met hun buidels, soms pauzerend om een biertje te drinken). We zien individuele transacties afgesloten worden, gesteggel over prijzen, luidkeelse aanprijzingen en ordebewaarders met bavianen. We zien hints van specialisatie, van visboeren, groentemannen, graveerders, stokkenverkopers en linnenhandelaren. We zien drinkstalletjes en klanten die betalen met hoeveelheden graan. Zelfs al was er geen woord voor ‘winst’ en was ‘de markt’ niet zo alomvattend als in onze moderne samenleving, toch kunnen we aannemen dat de oude Egyptenaren (zowel mannen als vrouwen) probeerden waar voor hun ‘geld’ te krijgen, en een slaatje te slaan uit hun transacties.

In een artikel uit 1980 claimen Hodjash en Berlev dat ‘de Egyptische markt zelden door vrouwen bezocht’ werd, en dat waar ze zijn afgebeeld, ‘altijd als kopers en klanten, nooit als verkopers’ [3]. De bovengenoemde voorbeelden schetsen een ander beeld.

Noten

  1. Müller-Wollermann, R., Warenaustausch im Ägypten des Alten Reiches, JESHO 28 (1985), 121-168.
  2. Kemp, B.J., Ancient Egypt: Anatomy of a civilization (2006), 323-324.
  3. Hodjash, S.I. en O.D. Berlev, A market-scene in the mastaba of DADA-m-anx (tp-m-anx), in: Altorientalische Forschungen 7 (1980), 31-49.

Eén reactie

  • drs. Carles Wolterman

    Leuk verhaal, Nicky: ken je de inauguratierede van de voorheen Leidse professor Egyptologie Jac.J.Janssen (ons helaas ontvallen…) over hetzelfde thema ook ?

    Hoogachtend,

    Carles Wolterman
    Amstelveen

Laat een antwoord achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *