Reizen

Chillen in Aswan

In de tweede week van ons verblijf in Egypte zijn we met de trein naar Aswan gereisd. Dat wil zeggen, een uur na de officiële vertrektijd was de juiste trein nog niet gearriveerd, wel een heleboel andere. Van een aardige conducteur mochten we toen plaatsnemen in een enigszins geairco’de coupé met nog een paar andere verdwaasde toeristen, overigens in enorm brede stoelen waar de NS een voorbeeld aan kan nemen. Zo reden we voor omgerekend 5 euro in 3 uur naar Aswan, langs stoffige stadjes met soms een glimp van de Nijl.

In de eersteklas trein

In Aswan verbleven we op de westoever in het recent helblauw geschilderde Bet el Kerem. Je kunt het niet missen. Het is een mooi, brandschoon guesthouse met een tuin en heerlijk dakterras met uitzicht op de Nijl en de edelengraven van Qubbet el-Hawa. Het staat aan de rand van een Nubisch dorp, en je waant je direct in Afrika, of in een hippie-achtige strandhut met Nubische muziek. De eigenaar Abdel, twintig jaar getrouwd geweest met de Nederlandse mede-eigenaar Ellen (ze hebben twee prachtige kinderen), zorgt dat je je meteen thuisvoelt en wijst op het altijd voorradige water en fruit dat je naar hartelust kunt pakken. Hij kan bovendien verrukkelijk koken, en omdat je in Aswan direct in een fijn soort lethargische toestand raakt (het is te warm om je in te spannen) hebben we beide avonden op het dak gegeten. In een guesthouse raak je bovendien heel makkelijk in contact met de andere gasten, die stuk voor stuk aardig waren.

Een heerlijk ontbijt

Vreselijk lekkere toetjes

Die eerste dag hebben we dus alleen geluierd, maar na een verkwikkende nacht (gekko’s op de ramen) zijn we de trap beklommen naar Qubbet el-Hawa om de graven daar te bewonderen. Ik probeer me altijd voor te stellen hoe men vroeger bij religieuze feesten met een bootje de Nijl overstak om daar de trap te beklimmen naar de graven van overleden familieleden, om offers te brengen en een maaltijd te nuttigen. Zo bleven de doden in zekere zin deel uitmaken van de wereld van de levenden.

Boven aangekomen bezochten we de graven van Harchoef, Sarenput I en II, Mekhu en Sabni I. Het graf van Harchoef bevat een uitgebreide bibliografische inscriptie die elke Leidse Egyptologiestudent heeft moeten vertalen. Het verhaal gaat over Harchoef, die opgroeide op het eiland Elefantine en uiteindelijk gouverneur werd van Zuid-Egypte. Hij ondernam diverse expedities, onder andere naar het verre land Yam, en op één van zijn reizen nam hij een dwerg mee voor de jonge koning Pepi II. De koning stuurt hem een brief, die integraal staat weergegeven op de grafwanden, waarin hij Harchoef op het hart drukt de dwerg goed te beschermen, zodat hij eenmaal aangekomen in de hoofdstad kan dansen voor de koning. Wat de dwerg er zelf van vond is niet bekend.

Het graf van Harchoef met de hiëroglief van een dwerg

In het graf van Sarenput II

In het graf van Sabni I (zie ook de priester op de zuil rechts die wierook offert aan de grafeigenaar in het linker tafereel)

De graven zijn rechtstreeks uit de rotsen gehakt, rechts bevindt zich een trap naar de Nijl

Die middag brachten we een bezoek aan Kitchener’s Island waar de botanische tuin is gevestigd. Consul-generaal Kitchener verzamelde er begin 20e eeuw veel exotische bomen, vooral uit India. Je kunt er een heerlijke middag in de schaduw wandelen, met veel schoolklassen die hun Engels willen uitproberen, en een behulpzame jongen zonder armen die veel weet van het geboomte, maar rond moet komen van de verkoop van foeilelijke theedoeken.

De avond werd verpoosd op het dakterras, waar we de Canadese Judi spraken die de graven van de edelen niet had ingedurfd om de doden niet te storen. Ik legde uit dat de offerkapellen ook in de oudheid toegankelijk waren voor de offercultus, en dat ze juist opgeluisterd waren met afbeeldingen, titels en biografische inscripties van de grafeigenaar om de bezoeker binnen uit te nodigen. Daar was ze heel blij mee en ze zou in Luxor veel edelengraven gaan bezoeken.

Veel palmen op Kitchener’s Island

En mooie bloemetjes

De volgende, laatste ochtend in Aswan hebben we met Abdel en de medegasten op het water doorgebracht, varend naar de Eerste Cataract en het Nubische strand. Daar heb ik, jawel, in de Nijl gezwommen. Dat stond op mijn bucketlist sinds ik het Bettany Hughes zag doen in haar tv-serie over een Nijlreis per dahabiya. Mocht ik over één tot twee maanden ernstig koorts krijgen, dan was het misschien een minder goed idee. Maar ik ben blij dat ik het gedaan heb, het water was heerlijk koel en kraakhelder. Even later kwam er een bootje aan met Spaanse toeristen die ook in het water plonsden. Vervolgens moest ik mijn Assassin’s Creed-neigingen nog even uiten op het strand, waarna we terugvoeren naar de stad om in te schepen op een grotere boot.

Maar daarover meer in een volgend blog!

Op weg naar de Eerste Cataract

In Assassin’s Creed zou je aan het plunderen slaan

Zandvoort aan de Nijl

Eén reactie

Laat een antwoord achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *