De Bubasteion Cachette in Saqqara
De necropool van Saqqara is een bijzondere plek. De trappenpiramide van Djoser torent uit boven een woestijn vol moois: van mastaba’s uit het Oude Rijk tot Nieuwerijks tempelgraven en schachten uit de Late Periode. De site heeft een lange geschiedenis van grafbouw, werd verlaten gedurende enkele periodes, om vervolgens weer ‘bewoond’ te worden door de doden van koninklijke en hoge komaf. In moderne tijden heeft de vindplaats min of meer de dans ontsprongen van te veel aandacht door toerisme, zoals de piramides van Giza en het Dal der Koningen.
Eind 2018 werd een kamer geopend in het Bubasteion, een heiligdom gewijd aan de kattengodin Bastet aan de oostelijke rand van het Saqqara-plateau. Aan het licht kwam een cachette met honderden objecten uit de 26e dynastie (664-525 v.Chr.) van de Late Periode.
In Vestiges of Ancient Egypt: The Bubasteion Votive Cachette at Saqqara (2023), een publicatie door de Supreme Council of Antiquities in samenwerking met het Houston Museum of Natural Science, wordt deze bijzondere ontdekking uitgelicht. Secretaris-generaal van de Supreme Council is Dr Mostafa Waziry, hoofdauteur van het boek, die als een soort nieuwe Zahi Hawass in ettelijke documentaires verschijnt. Waar deze man zijn team ook laat graven – je kunt ervan uitgaan dat er honderden vondsten worden gedaan. In 2019 werd in dit gebied het graf van Wahtye ontdekt, zoals te zien in Netflix-documentaire Secrets of the Saqqara Tomb.
Het softcover boek is mooi vormgegeven, en doet qua formaat en uitererlijk wel denken aan het nieuwe Topstukken-boek van het Rijksmuseum van Oudheden. Het bevat 150 mooie en duidelijke foto’s, een catalogus van de gevonden objecten en enkele inleidende hoofdstukken. Het mag geprezen worden dat het boek relatief snel na de ontdekking is gepubliceerd, waardoor de vondsten niet eerst jarenlang in een magazijn hebben liggen verstoffen.
Bekend van de filmpjes die indertijd werden getoond op social media zijn o.a. de vijf gemummificeerde katachtigen (waaronder een leeuw), een cobra-kist (cat. 31), houten beeld van de godin Neith (cat. 57) en een grote scarabee (cat. 59). De vondsten bestaan voornamelijk uit gemummificeerde dieren uit de Late Periode. Deze werden indertijd bijeengeraapt en begraven om plaats te maken voor nieuwe offers – onderdeel van de big business van religie in de oudheid. Enkele objecten stammen uit het Nieuwe Rijk (cat. 70) of later uit de Grieks-Romeinse tijd (cat. 55). De objecten geven vooral een beeld van de religie in de Late Periode: de goden Min, Neith en Bastet komen aan bod.
Het eerste gedeelte van het boek bevat enkele essays over de geschiedenis en archeologie van Noord-Saqqara, over andere cachettes die in Luxor zijn gevonden (waaronder een verzameling grafkisten in de Asasif, ook door Waziry opgegraven) en een analyse van van de grote kattenmummies. Deel twee bestaat uit een catalogus van 70 van de objecten. De gevonden papyri, faience objecten en aardewerk zullen in een latere publicatie in de reeks besproken worden.
Saqqara
Bekend als een belangrijke begraafplaats van het Oude Rijk met als hoogtepunt de trappenpiramide van Djoser, zakte men tijdens het Middenrijk iets af naar het zuiden richting Dahshur, Lisht en Lahun. Tijdens het Nieuwe Rijk keerde men terug naar Saqqara, toen een tempel voor Bastet werd gebouwd op een plek die in de Late Periode en Ptolemeïsche tijd populair werd als Bubasteion. De tombes die zich hier bevonden werden toen hergebruikt om kattenmummies in te herbergen.
Hoofdstuk 1 bevat een algemeen overzicht van de necropool van Saqqara door de eeuwen heen. Het Bubasteion is waar de tombes zich bevinden van o.a. Maja, de voedster van Toetanchamon, en Nemtymes. De leeuwenmummie die is aangetroffen verwijst hierbij naar de godin Sakhmet – samen met Bastet vormt dit kattenpaar twee zijden van dezelfde munt.
Behalve kattenmummies huisvestte Saqqara ook het Serapeum (begraafplaats van gemummificeerde Apis-stieren) en twee catacombes bij het Anubieion met miljoenen (!) hondenmummies. Verder werden er ibisen, moeders van de Apis-stieren (bij het Iseum), bavianen en valken begraven. Een waar pelgrimsoord voor de aan deze dieren gelieerde goden en godinnen. Begraafplaatsen voor bavianen, valken en ibissen kennen we ook uit Tuna el-Gebel.
Cachettes
Het tweede hoofdstuk bevat een uitstap naar de cachettes van Luxor. ‘Cache/cachette’ is
Frans voor ‘verstopplek’. In archeologische termen ook wel een ‘favissa’ genoemd: een crypte of ondergrondse schatkamer. Hier begroef met grafuitrusting, beelden, stèles en zelfs mensenmummies. Kort gezegd bekent het een verzamelplek weg van de originele context.
Van deze cachettes werden er twee op de oostoever en vier op de westoever van Luxor ontdekt. Die op de oostoever bevonden zich bij de Karnak en Luxor tempel, in de vorm van kuilen met cultusobjecten en beelden die eerst in de tempels stonden. De intacte beelden uit de Luxor cachette zijn nu in het Luxor museum te zien.
Drie van de vier cachettes op de westoever zijn in hergebruikte tombes (zgn. ‘shams’) ontdekt. Ze bevatten gemummificeerde mensen en grafuitrusting. Tijdens de 21e dynastie en later (in een periode van economische achteruitgang) werden veel koninklijke en priestermummies verzameld uit hun tombes, van hun goud en kostbare voorwerpen ontdaan, en heringepakt door hogepriesters van Amon.
De bekendste hiervan is de Deir el-Bahari cachette, gevonden in 1881, in het Middenrijkse graf TT 320. Het bevatte de lichamen van beroemde koningen en koninginnen die nu in NMEC te bezoeken zijn. Een andere cachette werd in 1889 in Bab el-Gasus ontdekt en bevatte 153 kisten van Amonpriesters. Deze zijn nu verspreid over 17 musea in Europa, de VS en Egypte zelf. Dan is er nog de koninklijke cachette van Amenhotep II in 1898 – ook deze koningsmummies zijn nu in het NMEC.
In 2019 werd een kleinere cachette ontdekt in het gedeelte van de Thebaanse necropool dat Asasif word genoemd, o.a. door de auteur van het boek. De cachette bevond zich boven TT 28 en bevatte 30 beschilderde kisten uit de 21e en 22e dynastie. Het waren lichamen van priesters, maar ook van vrouwen en kinderen, hun kisten op elkaar gestapeld als een mikado-spel.
Dierenmummies
In hoofdstuk 3 wordt een deel van de 50 gevonden dierenmummies nader onderzocht. Het gaat hierbij om vier soorten dierenmummies: huisdieren begraven bij hun eigenaar, zgn. ‘victuals’ (vlees en gevogelte voor ‘consumptie’ in het hiernamaals), heilige dieren zoals Apisstieren, en votiefmummies oftewel offergaven.
De mummies zijn visueel en met radiografie onderzocht, waarbij hun conditie en afmetingen zijn vastgelegd en de soort bepaald. Ook leeftijden en ziektes zijn opgemerkt en, niet onbelangrijk, hoe de dieren aan hun einde zijn gekomen. Een van de aandoenlijke kattenmummies (D323) lijkt wellicht op een geliefd huisdier, maar bij nader onderzoek bleek dat het schedeltje was ingeslagen…
De meeste dieren behoren tot de soort Felis, vijf ervan waren Pantera (waarschijnlijk leeuwen). Leeuwen werden relatief vaak afgebeeld in het Oude Egypte, met name als onderdeel van de koninklijke jacht, maar slechts één keer eerder gevonden: in het graf van Aha in Abydos uit de 1e dynastie.
19 van de mummies zijn nader onderzocht. De meeste waren katten, maar er zaten ook twee mangoesten (Herpestes ichneumon), twee leeuwen, een krokodil en een valk bij. Een van de leeuwen (D313), herkenbaar aan de afmetingen van tanden en schedel, was tussen de 15 en 20 maanden oud. Net als de meeste katten (die rond 1 jaar oud waren), kwam deze aan zijn/haar einde door ‘blunt force trauma’ (een ingeslagen schedel) of een gebroken nek. Dit laat goed zien dat het hier om religieuze offers, zgn. votiefgaven gaat. De dieren werden speciaal gefokt (of de leeuw mogelijk gevangen) om gemummificeerd te worden.
Catalogus
De objectcatalogues ten slotte bevat 70 objecten van hout, steen en faience. Er zijn beeldjes en amuletten bij van Amon-Min, Bes, (Apis)stieren, Bastetkatten (waarvan cat. 21 een mooi versierde is), Harpokrates (‘Horus het kind’), cobrakistjes (!), cobragodinnen met jakhalssloffen (!, zie cat. 32), krokodillenkisten, djedzuilen, honden/jakhalzen, een speldoos, hoofdsteunen, een composiet houten ibis, vrouwen, leeuwen, een modern aandoende mangoest van hout (cat. 52), apen/bavianen, een naos met valk, de slangengod Nehebkau, Neith, Osiris, een kolossale scarabee, scarabeeënmummies in stenen sarcofaagjes (!), Sekhmet en Bastet, een sistrum, een mummievormige valk, papyruslabels met Taweret, en een relief van Thoth en een bebaarde Resheph (Levantijnse god).
Kortom, een rariteitenkabinet van objecten. Bij de dieren/godenbeeldjes is het is niet altijd duidelijk om welke god het gaat, terwijl dat voor de Egyptenaren waarschijnlijk evident was. Dit komt omdat het Egyptische pantheon nogal divers was met meerdere verschijningsvormen voor dezelfde god of meerdere goden in dezelfde gedaante. Zo kan een mummievormige valk zowel Sokar, Horus of Qebesenuef (één van de zonen van Horus) voorstellen.
Conclusie
De auteur vergastte ons tijdens de opening van het grote Egyptologencongres (ICE) in Leiden in de zomer van 2023 nog op een relaas tegen de culturele toeigening van het Oude Egypte (een sneer naar de Kemet-tentoonstelling in het RMO, die overigens een museumprijs heeft gekregen). Dit laat zien dat het Egyptische erfgoed een actueel (en gevoelig) onderwerp is waar men het internationaal lang niet altijd met elkaar over eens is.
Er zijn veel vragen verbonden aan Egyptisch erfgoed die we ons steeds moeten blijven stellen. Archeologie is immers destructie. Je kunt iets maar één keer opgraven en daarna is de context voor altijd verwoest. Soms is het daarom zaak iets voor het nageslacht over te laten, die waarschijnlijk betere middelen tot diens beschikking heeft en het onzichtbare of ongrijpbare zichtbaar kan maken (denk aan grondradar, drones, CT-scans, 3D scans, residu-analyse, etc.). We pakken immers ook geen mummies meer uit.
Saqqara heeft altijd een bijzondere plek in mijn hart. Het was een voorrecht om er in 2010 als piepjonge student te mogen opgraven. Toch denk ik dat er best wat minder omgespit mag worden in deze prachtige necropool (hoe graag ik het zelf ook zou willen). Het probleem is namelijk het relatief makkelijk is om fondsen te werven voor het spectaculaire gedeelte van het werk: met stoere jeeps door de woestijn crossen en je hak in het zand zetten (of, en dat is een ander onderdeel van opgraven in Egypte dat in vraag kan worden gesteld: iemand zijn hak in het zand laten zetten). Vervolgens kun je mooie documentaires maken. Maar wat gerbeurt er met al het materiaal? Het ligt in magazijnen, is moeilijk bereikbaar voor onderzoek, kan zelfs kwijtraken. Daarom zou het goed zijn om de komende 50 jaar wat minder op te graven, en wat meer (non-destructief) onderzoek te doen en vooral: vondsten en onderzoek te publiceren. Van dit laatste is dit boek tenminste een goed voorbeeld.