Achtergrond
-
Het Oude Testament en Egypte: de Exodus
Door gastschrijver Marein Meijer, Egyptoloog en medewerker van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden
In het Bijbelboek Genesis wordt het verhaal verteld van Jozef. Jozef, de zoon van Jakob, leeft met zijn familie in het land Kanaän. Zijn broers zijn jaloers op hem en verkopen hem aan reizende handelaren. Jozef komt zo terecht in Egypte en schopt het daar zelfs tot onderkoning. Jaren later heerst er hongersnood in Kanaän en de broers van Jozef komen om hulp vragen in Egypte. Uiteindelijk leidt dit ertoe dat Jakob met zijn hele familie naar Egypte komt en daar blijft wonen.
Het Bijbelboek Exodus pakt het verhaal jaren later weer op. Er is een andere farao aan de macht, en de afstammelingen van de familie van Jakob en Jozef worden niet meer zo goed behandeld. Ze moeten werken voor de farao en worden als slaven behandeld. Ze pikken het niet meer en onder leiding van Mozes vluchten ze weg uit Egypte. De farao is het hier niet mee eens.
37 De Israëlieten trokken te voet van Rameses naar Sukkot; hun aantal bedroeg ongeveer zeshonderdduizend, vrouwen en kinderen niet meegerekend, 38 terwijl er bovendien een grote groep mensen van allerlei herkomst met hen meetrok. Ze voerden enorme kudden schapen, geiten en runderen mee. 39 Van het deeg dat ze uit Egypte hadden meegenomen bakten ze ongedesemde broden. Doordat ze uit Egypte waren weggejaagd, was er geen tijd geweest om zuurdesem toe te voegen of voor andere proviand te zorgen.
40 Vierhonderddertig jaar hadden de Israëlieten in Egypte gewoond; 41 na precies vierhonderddertig jaar – geen dag eerder of later – trok het volk van de heer, in groepen geordend, uit Egypte weg.
(Exodus 12:37-41)
De wetenschappers die zich bezighouden met onderzoek naar de Exodus zijn in grofweg drie ‘kampen’ te onderscheiden. Aan de ene kant staat een groep die de Exodus ziet als een dateerbare, historische gebeurtenis. Aan de andere kant staan wetenschappers die vinden dat het verhaal over de Exodus verzonnen is. Tussen deze beide groepen in staat de derde groep, wetenschappers die het verhaal niet zien als een specifiek dateerbare gebeurtenis, maar eerder gebaseerd op verschillende, jarenlange ontwikkelingen in de relatie tussen Egypte en Kanaän.
Hieronder probeer ik uit te leggen wat op dit moment de stand van zaken is in het onderzoek naar de gebeurtenissen in de Exodus.
Waren er Kanaänieten in Egypte?
Het was de taak van de farao om ervoor te zorgen dat de vijanden van Egypte op afstand bleven en geen bedreiging vormden voor de welvaart in het land. De farao’s voerden daarom vaak oorlog met omliggende landen en volken om ook in die gebieden macht te hebben. Overwonnen landen en volken moesten vaak tribuut betalen aan de farao, bijvoorbeeld in de vorm van kostbaarheden waaronder goud en dure houtsoorten. Daarnaast werden er ook krijgsgevangen meegenomen naar Egypte om daar voor de farao te werken.
Dit gebeurde ook met de inwoners van Kanaän, het gebied waar Jakob en zijn zoon Jozef vandaan zouden komen volgens het Oude Testament. Vooral in het Nieuwe Rijk (1539-1077 v.Chr.) waren de Egyptenaren de overheersers in dat gebied. Er zijn genoeg afbeeldingen bekend van krijgsgevangen die meegevoerd worden naar Egypte.
Op dit reliëf uit het graf van farao Horemheb (1319-1292 v.Chr.), zien we links een rij krijgsgevangenen. Het gaat hier met name om mensen uit het gebied Kanaän. Niet alleen zijn er mannelijke gevangenen, ook vrouwen en kinderen zijn meegenomen. Mogelijk was dit om er voor te zorgen dat de mensen die achterbleven in de overwonnen landen zich ook goed bleven gedragen. (Bron: Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)
Dateren van de Exodus
Het is duidelijk dat er Kanaänieten in Egypte waren en dat mensen van die bevolkingsgroep moesten werken voor de farao. Maar wanneer zou er dan een moment geweest zijn dat deze groep mensen, allemaal tegelijk, het land Egypte verlaten hebben?
Maar de Bijbel zelf geeft wel een aanwijzing. In een ander Bijbelboek (1 Kon 6:1) gaat het over het bouwen van de eerste tempel in de stad Jeruzalem, die gebouwd zou zijn in het 480e jaar na de uittocht uit Egypte. De tempel zou gebouwd zijn in 967 of 966 v.Chr., dit maakt dat de Exodus dan in 1446 of 1445 v.Chr. had moeten plaatsvinden.
Op dat moment was Hatsjepsoet en/of Thoetmosis III farao van Egypte. Het probleem is alleen dat ook de dateringen in Egypte niet tot op de jaren precies vaststaan. Als we een andere chronologie volgen, die ook door veel wetenschappers wordt aangenomen, dan scheelt dat 25 jaar, en dan zou de Exodus in de tijd van farao Amenhotep II zijn geweest.
Maar er is nog een andere theorie. Er zijn wetenschappers die de 480 jaar die in de Bijbel genoemd wordt, niet lezen als letterlijk 480 jaar. Zij denken dat het eerder als een symbolisch getal moet worden gezien. Het zou dan gaan om 12 symbolische generaties van 40 jaar. Met een generatie bedoelen ze dan een man die opgroeit (20 jaar) en daarna zelf kinderen krijgt die opgroeien (nog eens 20 jaar). Maar als we rekenen met 20 tot 25 jaar voor een generatie, de tijd waarin een man volwassen wordt en kinderen krijgt, dan gaat het om 240-300 jaar voor de bouw van de tempel van Salomo in 967 of 966 v.Chr. Met die rekensom komen we uit in de tijd van Ramses II (1279-1213 v.Chr.).
Beide rekensommen zijn gebaseerd op de datum van de bouw van de eerste tempel. Een groot probleem daarmee is dat er bijna geen opgravingen zijn geweest naar die eerste tempel. De hele berekening hangt af van het jaar waarin die tempel gebouwd is, en daar is nog maar weinig archeologisch bewijs voor dat gedateerd kan worden.
De Bijbel noemt helaas niet de naam van de farao, dus aan de hand daarvan kunnen we de gebeurtenis niet dateren. In het Bijbelboek wordt wel verteld dat de Israëlieten werken aan de steden Pitom en Raämses, maar het is lastig om daar een precies vindplaats in Egypte aan te verbinden. De naam van de stad Raämses kan misschien op een andere manier helpen met dateren. Daarvoor moeten we eerst naar een andere Egyptische bron kijken. Het gaat om de zogenaamde Israëlstèle.
Dit is de zogenaamde Israëlstèle uit de tijd van farao Merenptah. Deze stèle staat nu in het Egyptisch museum in Cairo, Egypte.
Een stèle is een stuk steen met daarop teksten en afbeeldingen. Stèles werden gemaakt voor verschillende gelegenheden, in dit geval om een Egyptische overwinning in het buitenland te gedenken. Farao Merenptah (1213-1203 v.Chr) vertelt over zijn overwinning op de Libiërs en hun bondgenoten verslagen. Op de stèle wordt een lijst gegeven van de landen en volken die de farao verslagen heeft. De naam van een van die volken wordt door de meeste wetenschappers gelezen als Israël. Dat is bijzonder omdat het hier dan gaat om de eerste keer dat de naam Israël genoemd wordt in een tekst.
Op de stèle worden verschillende steden in Kanaän genoemd en daarnaast ook bevolkingsgroepen. Het verschil is te zien aan de Egyptische schrijfwijze.
Hier staat de naam van de stad Ashkelon geschreven. De laatste twee tekens geven aan dat het hier gaat om een buitenlands (de stok) gebied (de bergjes), in dit geval een stad.
Hier staat de naam Israël geschreven. Aan het einde van het woord zien we opnieuw het teken van de stok. Dat geeft aan dat het hier om iets buitenlands gaan. Vervolgens staat er een hiëroglief van een zittende man en vrouw met daaronder drie streepjes. Deze combinatie geeft aan dat het om een groep mensen gaat, in tegenstelling tot een stad of een gebied.
Op basis hiervan zeggen wetenschappers dat in de tijd van farao Merenptah er dus in Kanaän een volk bestond met de naam Israël. En vandaaruit menen zij dat de Exodus dus in ieder geval daarvoor plaatsgevonden moet hebben.
Terug naar de naam van de stad, Raämses. Er waren voor de tijd van Merenptah maar twee farao’s met de naam Ramses: Ramses I, de overgrootvader van Merenptah en Ramses II, de vader van Merenptah. Ramses I is maar heel kort farao geweest, mogelijk maar een of twee jaar. Op basis hiervan komt men tot de conclusie dat de stad Raämses gesticht en gebouwd werd in de tijd van Ramses II.
Maar als dat het geval is, dan kan Ramses II niet de farao van de Exodus zijn. In het oude Testament staat namelijk dat de farao die leefde in de tijd dat Mozes opgroeide aan het hof, de tijd dat de Israëlieten als slaven de steden Pithom en Raämses moesten bouwen, stierf in de tijd dat Mozes in het buitenland was. (Exodus 2:23) Dan zou zijn opvolger Merenptah de farao zijn die regeerde op het moment dat de Israëlieten het land Egypte ontvluchtten.
Wat zegt dit nu allemaal? In essentie komt het erop neer, dat het zoeken naar een datum voor de Exodus moet betekenen dat het gaat om een historische gebeurtenis die te dateren is. Het is bekend en wetenschappelijk te bewijzen dat er krijgsgevangenen uit Kanaän in Egypte tewerkgesteld werden. Maar of er een moment was waarop deze groep mensen in zijn geheel en op een specifiek moment het land Egypte ontvluchtte is op dit moment, op basis van de archeologische en tekstuele bronnen heel lastig te bewijzen.
Toch is het verhaal opgenomen in het oude Testament en in de geschiedenis van het volk Israël. Waar komt het verhaal dan vandaan? In een volgend blog zet ik het standpunt van het middelste kamp uiteen: dat het verhaal van de Exodus gebaseerd is op de jarenlange overheersing van Kanaän door de Egyptische farao’s.
Enkele bronnen:
Ben-Tor, D. et al., Pharaoh in Canaan: The untold story (2016).
Levy, T. E., Schneider, T. en W. Propp, Israel’s exodus in transdisciplinary perspective: Text, archaeology, culture, and geoscience (2015).
Redford, D., Egypt, Canaan, and Israel in ancient times (1992).
-
De mysterieuze Nefertiti
Afgelopen weekend gaf Egyptoloog Aidan Dodson twee lezingen in Leiden voor de stichting Huis van Horus. De eerste lezing ging over Nefertiti, ‘de schone is gekomen’, vrouw van de controversiële koning Achnaton. In het begin van Achnaton’s carrière was hij nog niet getrouwd met Nefertiti, en werd hij afgebeeld naast de godin Maät (TT 55) of zijn moeder Teje (TT 192). Maar op den duur wordt Nefertiti zeer belangrijk en regeert ze mogelijk zelfs als koning. Op de sarcofaag van Achnaton (nu in de tuin van het Egyptisch Museum in Cairo), staat op de hoeken in plaats van de gebruikelijke vier beschermgodinnen vier keer Nefertiti afgebeeld. Het echtpaar krijgt in totaal zes dochters, waarvan er drie sterven tijdens een plaag die Egypte teisterde.
Aidan Dodson tijdens de lezing
Nefertiti was geen koningsdochter of -zuster, maar mogelijk de dochter van Eje (het hoofd van de strijdwagens en opvolger van Toetanchamon). DNA-studies uit 2010 lijken erop te wijzen dat Achnaton (als de mummie in KV 55 Achnaton is) en Nefertiti (als de vrouw gevonden in KV 35 Nefertiti is) volle broer en zus waren. Dodson wijst er echter op dat deze bevindingen nooit goed gepubliceerd zijn, en dat herhaaldelijke neef-nichthuwelijken hetzelfde genetische materiaal opleveren als een broer-zushuwelijk.
Lang werd gedacht dat Nefertiti ‘verdween’ na jaar 12 van de regering van Achnaton. Uit een inscriptie gevonden in steengroeves bij Deir Abu Hinnis blijkt echter dat ze in jaar 16 nog gewoon genoemd wordt.
Interessant is dat er beeltenissen verschijnen van twee koningen die elkaar verliefd aankijken (Berlijn ÄM 17813). Beide ‘heren’ dragen een koningskroon, de cartouches zijn echter niet ingevuld. In inscripties worden twee koningen genoemd die gelijktijdig regeerden: Achnaton en een zekere Smenchkare, maar ook Achnaton en een ‘Neferneruaten’. Lange tijd werden deze twee als één persoon gezien. Nu blijkt echter dat Neferneferuaten waarschijnlijk Nefertiti was, zoals ook te zien op de Berlijnse stèle. Veel materiaal uit Toetanchamon’s tombe was eigenlijk voor ‘Neferneferuaten Nefertiti’ bedoeld. Dodson benadrukt echter dat een enkele vondst de hele geschiedenis van deze zogenoemde ‘Amarna-periode’ weer op zijn kop kan zetten.
Stèle Berlijn ÄM 17813
-
De baard van Toetanchamon
Op zondag 19 juni gaf Christian Eckmann een lezing over zijn restauratie van de baard van Toetanchamon’s masker. In augustus 2014 was de baard eraf gevallen, en haastig gerepareerd met epoxylijm. Dit was echter geen mooie reparatie en bovendien zat de baard sindsdien een tikje scheef. In 2015 werd Christian Eckmann, metaalspecialist van het Römisch-Germanisches Zentralmuseum in Mainz, gebeld of hij dit topstuk kon repareren. In een bewaakte ruimte van het Egyptisch Museum in Cairo – tussen de mummies – is Eckmann met zijn Egyptisch-Duitse team weken bezig geweest om alle lijmresten van de baard en het masker microscopisch te verwijderen. Dit werd gedaan met houten gereedschap om het kostbare goud niet te beschadigen. Na vier weken waren masker, baard en de koker die de twee verbond van elkaar gescheiden.
Christian Eckmann bij het masker van Toetanchamon (foto: DPA)
Dit was gelijk het moment waarop het masker goed onderzocht kon worden. De Egyptoloog Nicholas Reeves heeft beweerd dat het masker eigenlijk is gemaakt voor koningin Nefertiti, de (stief)moeder van Toetanchamon, maar dit lijkt Eckmann onwaarschijnlijk. Indien er een ander gezicht in het masker was gesoldeerd, zou het glazen inlegwerk zeker beschadigd zijn. Ook zijn aan de binnenkant van het masker geen sporen te zien van een eerdere cartouche met de naam van Nefertiti erin.
Uiteindelijk werd de baard (die slechts 186 gram woog) gerepareerd door de koker met glasvezel aan de baard te bevestigen, de ruimte tussen koker en baard op te vullen met bijenwas, en vast te maken met een drupje smeltlijm. Belangrijk bij moderne restauraties is dat alles wat de restaurator doet, in de toekomst weer ongedaan gemaakt kan worden. In december 2015 was het werk voltooid.
Howard Carter bij de binnenste kist en mummie van Toetanchamon – baard nog intact
Het graf van Toetanchamon werd in 1922 ontdekt door de archeoloog Howard Carter, die samenwerkte met de geldschieter George Herbert Carnarvon. Het graf stond propvol voorwerpen, die allemaal netjes moesten worden gefotografeerd en gedocumenteerd, maar in 1923 was men eindelijk doorgedrongen tot de grafkamer. Pas 2,5 jaar later kwam Carter bij de binnenste sarcofaag. Foto’s uit die tijd laten zien dat de baard toen nog aan het masker zat. Echter de sarcofaag waar de mummie in lag was volgegoten met vloeibare zalf, waardoor alles aan elkaar gekoekt zat. Het geheel moest verhit worden tot 500°C, en nog duurde het uren om de mummie uit de kist te krijgen. Hierdoor brak het hoofd af en één van de armen. Gezien de omstandigheden in die tijd had Carter dit waarschijnlijk niet beter kunnen doen. In 1925 ging het beroemde masker naar Cairo, en op een foto uit de jaren 1930/40 zien we koning Farouk het masker bewonderen: de baard werd hier los onder het masker tentoongesteld. In 1946 werd de baard er weer aan gezet, een reparatie die bijna 70 jaar standhield. In Eckmann’s woorden over het recente ongeluk met de baard: ‘Shit happens’.
Koning Farouk bezoekt het Egyptisch Museum in Cairo – de baard ligt onder het masker