• Archeologie,  Nieuws,  Reizen

    Archeologisch nieuws

    Het graf van Nefertiti

    We zijn er al een tijdje naar op zoek. In 2015 publiceerde archeoloog Nicholas Reeves een paper waarin hij beargumenteerde dat het graf van Toetanchamon in de Vallei der Koningen extra kamers bevatte. Deze nog onontdekte kamers zouden achter verborgen deuren zitten waarvan de omtrek te bespeuren was op hoge resolutie 3D scans. Hij stelde voor dat een van deze ruimtes het graf van Nefertiti zou kunnen huisvesten.

    Geheime deuren in het graf van Toet? (© Factum Foundation)

    In 2015 onderzocht Hirokatsu Watanabe de wanden van het graf met ground-penetrating radar en beweerde ruimtes achter de noord- en westmuur te hebben gevonden. Een tweede scan in 2016 door National Geographic Society vond hier echter geen bewijs voor. In 2018 is de westmuur van het graf opnieuw doorgemeten met geofysische apparatuur door specialisten van de Polytechnische Universiteit in Turijn. Ook hierbij werden geen holle ruimtes aangetroffen.

    De Egyptische archeoloog Zahi Hawass nam het heft vervolgens in eigen handen en begon een opgraving in het Westdal van de Vallei der Koningen in Luxor. Het is geen gek idee dat hier nog graven te vinden zijn uit de Amarna-periode, aangezien ook Ay, de directe opvolger van Toetanchamon, hier begraven ligt. Hawass wil met DNA-onderzoek bewijzen dat enkele nog ongeïdentificeerde mummies (KV21a en b) familieleden zijn van Toetanchamon, en wel zijn vrouw Ankhesenamon en haar moeder Nefertiti. Deze herfst gaat Hawass zijn ontdekking bekendmaken, waarschijnlijk tijdens de festiviteiten rond de 100-jarige ontdekking van het graf van Toetanchamon, en de geplande opening van het nieuwe Grand Egyptian Museum, waar al Toetanchamon’s schatten te zien zullen zijn.

    Wilt u zelf mee op reis naar de Vallei der Koningen in Luxor en het nieuwe museum bij de piramides van Giza? U kunt nog mee met onze groep!

    Het nagenoeg verlaten Westdal

    Recent heeft Nicholas Reeves zijn theorie herhaald dat het graf van Toetanchamon eigenlijk onderdeel is van een groter graf gewijd aan Nefertiti. Onder de cartouches (koningsnamen) die aangeven hoe Toetanchamon begraven werd door Ay ziet hij sporen van de cartouches van Toetanchamon die Nefertiti begroef. Op de hoge resolutie 3D scans door Factum Arte is dit echter niet te zien. Reeves zal zijn theorie verder uit de doeken doen in de nieuwe editie van zijn boek The Complete Tutankhamun, dat eind oktober uitkomt.

    De beschildering en 3D scan van de cartouches van Toetanchamon (© Factum Foundation)

    Piramidebouw

    Het is nog steeds een raadsel. Hoe verplaatsten de oude Egyptenaren zware blokken kalksteen bij de bouw van de piramides van Giza? Olaf Kaper, professor Egyptologie in Leiden, gaf daar deze week een interessante lezing over. We weten wel wat over de piramidebouw, maar nog lang niet alles. Kalkstenen blokken kwamen uit steengroeves bij Tura op de oostoever van de Nijl, gereedschap zoals schaven en beitels werden gemaakt van koper dat in de Sinai werd gedolven. We weten dat tempels, kleine piramides en mastabagraven werden gebouwd met behulp van hellingen, die bijvoorbeeld ook zijn teruggevonden bij de calcietgroeve van Hatnub. De helling had hier een glad gedeelte in het midden met een trap aan de buitenzijde (zoals ook bekend van tempeltrappen), en houten palen waar men touwen omheen kon slaan om zo meer kracht uit te oefenen bij het naar boven slepen van stenen.

    De helling bij Hatnub (© Yannis Gourdon/IFAO)

    Maar werden hellingen ook gebruikt bij de bouw van de grote piramides van Khufu en Khafre? Herodotus sprak van zogenaamde ‘instrumenten’ die de blokken naar boven takelden. Olaf demonstreerde vervolgens de werking van een ‘kantelliftkooi’ ontworpen door Bernard Mullers, die op een veilige, simpele manier blokken op een hoger niveau kan tillen. Nadeel is wel dat hiervoor veel hout nodig is (geïmporteerde Libanonceders) en dat dergelijke kooien niet zijn teruggevonden. Wel geeft het ons nieuwe ideeën om te zoeken naar oplossingen die de bouw van de Grote Piramide kunnen verklaren binnen een tijdsbestek van 20 jaar (de regeringsperiode van Khufu).

    Het kantelapparaat lijkt op de tweepotige masten van Egyptische boten uit die tijd (graf van Kaiemankh, G4561)

    Een ander onderdeel van de piramidebouw is de aanvoer van stenen blokken naar de bouwplaats. Een nieuwe studie levert bewijs voor een tak van de Nijl (de zogenaamde Khufu-tak), die werd gebruikt om stenen per schip tot aan de haven aan de voet van het Giza-plateau te transporteren. Door middel van grondboringen kwam men erachter dat het klimaat ten tijde van de piramidebouw aanzienlijk beter was: pollensoorten van 60 plantensoorten kwamen tevoorschijn, die de overgang laten zien van land- naar moeras- en waterplanten. Hoewel de waterstand van de Nijl al sinds 3500 v.Chr. aan het dalen was, was de overstroming tijdens de regeringsperiodes van Khufu en Khafre (rond 2500 v.Chr.) nog hoog genoeg om bouwmateriaal rechtstreeks tot aan het plateau te vervoeren.

    Meer over landschap en klimaat in het oude Egypte leest u binnenkort in Phoenix!

    De Khufu-Nijlarm (© Alex Boersma/PNAS)

    Graafprojecten

    Verder is het graafseizoen in Egypte weer begonnen en zijn veel archeologische teams aan het werk gegaan. Zo vond de Egyptische missie in Saqqara potten met ‘halloumi-kaas’. Tijdens eerdere seizoenen werd het graf van Wahty gevonden en een grote verzameling kisten en houten beelden.

    Ook de Leidse-Turijnse opgraving in Saqqara is van start gegaan. Online kunt u hun avonturen volgen in het digging diary.

    Wilt u mee naar Luxor om daar de opgraving van Thebaans graf 45 door Carina van den Hoven te bezoeken? Dat kan! Op onze komende reis krijgt u een unieke inkijk in het project en steunt u tevens de opgraving (bezoek aan het graf onder voorbehoud).

    Wat schuilt er achter de deur van dit graf? (© TT45 Project)

  • Achtergrond,  Boeken,  Musea

    Twee vrouwen in het Midden-Oosten

    Alexine Tinne

    In april dit jaar bezocht ik de mooie fototentoonstelling over Alexine Tinne in het Haags Historisch Museum. Enkele jaren geleden maakte ik op die plek voor het eerst kennis met deze schatrijke vroege reizigster naar Afrika, waar ik inmiddels het een en ander over heb geschreven.

    Dit keer stond Alexine’s historische fotografie centraal. Als een van de eerste fotografen in Nederland legde ze haar thuisstad Den Haag vast, het interieur van haar huis aan de Lange Voorhout en haar paarden en honden. Maar ook zijn enkele zeldzame foto’s bewaard gebleven van haar bezoek aan Gondokoro in Zuid-Sudan en portretten van haar entourage in Afrika. Daarnaast was er werk te zien van hedendaags fotografe Dagmar van Weeghel, die de persoon Alexine tot leven lijkt te brengen, en diverse boeken, kaarten en foto’s door o.a. Maxime Du Camp, die met Gustave Flaubert door de Oriënt reisde. Ook nam ik met mijn eigen entourage (twee goede Egyptologen-vriendinnen) nog even een kijkje bij het huis van Alexine zelf, waar ze opgroeide maar na haar verre reizen nooit naar terugkeerde.

    In het museum was ik aan het dubben of ik het boek (wat een mooie illustratie vormt op de tentoonstelling) zou aanschaffen, maar besloot dit niet te doen. Wie schetst mijn verbazing toen het boek een week later alsnog op mijn deurmat plofte! Met veel dank aan cursist en aspirant-Egyptoloog Pieter, die me tevens wees op het bestaan van het Alexandrine Tinnehof in Amsterdam, Alexine Tinnepad in Den Haag en Alexandrine Tinneplein in Leiden. Er schijnt daarnaast nog een Alexandrine Tinnestraat in Roermond te zijn. Leuk detail is dat het A. Tinnehof in Amsterdam in een wijk ligt met meer straatnamen van fotografen en documentairemakers.

    Verder dank ik Jaap sr. en Jeanine voor de informatie die ze met me deelden over de wadi Berdjudj tussen Murzuq naar Ghat waar Alexine Tinne waarschijnlijk aan haar einde kwam.

    Lady Hester Stanhope

    Hoewel een van de eerste Europese vrouwen die als ontdekkingsreizigster in Afrika te boek staat, was Alexine niet de eerste vrouw die haar geluk beproefde in de Oriënt. In het nieuw verschenen boek Lady Hester Stanhope 1776-1839: Koningin van de woestijn (Walburg Pers, 2022) vertelt Janneke Budding het verhaal van deze avontuurlijke aristocrate. Net als Alexine was Lady Hester welgesteld en eigengereid, schroomde ze niet om zich onconventioneel te kleden en omringde ze zich met personen die haar wilde plannen konden waarmaken.

    Net als later het geval zou zijn met Florence Nightingale (die in 1850 de Nijl op zou varen) staat een mislukte romance mogelijk aan het begin van Lady Hester’s eerste reis, die haar via Athene naar Contanstinopel brengt. Hier maakt ze voor het eerst kennis met het Ottomaanse rijk, dompelt zich onder in de plaatselijke hamam en woont zonder blikken of blozen een onthoofding bij. Na een schipbreuk bij Rhodos waarbij ze haar meeste bezittingen verliest reist ze ongestoord verder in mannenkleding. Ze brengt een paar weken in Alexandrië door, waar de reisgids uit die tijd aanraadde om vooral een ijzeren ledikant mee te nemen (nu weten we waarom Alexine hier ook mee door de woestijn zeulde!). Ze ontmoet de heerser Mohammed Ali en onderneemt een niet ongevaarlijk tripje naar de piramiden van Giza waar bedoeïnen toen nog vrij spel hadden in de woestijn. Ze reist door naar Jeruzalem (geheel volgens de mode van de tijd) en trekt vandaar met kamelen naar Akko onder begeleiding van de plaatselijk rover-sjeik Abu Ghosh. Hij probeert nog de hoofdprijs te vragen voor zijn diensten maar (misschien anders dan Alexine) laat Lady Hester zich niet gemakkelijk oplichten. Ondertussen vermaakt ze zich met haar gevolg bestaande uit minnaar Michael Bruce jr. en Dr. Meryon, lijfarts tegen wil en dank.

    Ze verblijft drie maanden in Damascus, waar op dat moment strenge regels gelden voor Christenen hoe zich te kleden en gedragen, regels die Lady Hester aan haar rijlaarzen lapt. Te paard en ongesluierd rijdt ze door de stad, maakt vrienden met pasja’s en hoge militairen en bezoekt harems, de grote moskee en bijbehorende bibliotheek. Ze bouwt een goede relatie op met de moslimgemeenschap en besluit in navolging van koningin Zenobia naar Palmyra te reizen. Ook deze reis is niet zonder risico (men kon immers ontvoerd worden door een wahabietenstam) en niet goedkoop – de 1000 Engels ponden  die Lady Hester nodig heeft weet ze handig los te krijgen bij de vader van haar minnaar. Het lukt haar om heelhuids naar Palmyra te komen en terug, waarna ze kisten met planten en insecten aan de Royal Society in Engeland stuurt.

    Dan slaat alsnog het noodlot toe in de vorm van de builenpest, die op dat moment in de regio woedt. Hoewel ze haar begrafenis al geregeld heeft geneest ze, doch met littekens op haar huid en aangetaste longen. Ze wil als volwaardig ontdekkingsreizigster toegang krijgen tot de African Association, en laat zich boeken opsturen over de geografie, botanie, politiek en geschiedenis van het gebied. Ze gaat zich steeds meer identificeren met de Turken om haar heen en koopt (net als Alexine) slaven. Ze wordt geregeld overvallen door depressies en woede-aanvallen, niet geholpen door het feit dat een voor een haar familieleden overlijden, waaronder haar jongste zusje Lucy. Ook eindigt de relatie met haar minnaar Bruce.

    In oktober 1814 onderneemt ze een tocht naar Baalbek en Askelon, waar ze een archeologische expeditie onderneemt naar een vermeende goudschat. De schat vinden ze niet, wel een marmeren beeld dat ze om dubieuze redenen aan stukken laat slaan (kennelijk om te bewijzen aan de Ottomaanse regering dat ze niet van plan was het mee te roven zoals andere Westerlingen deden). Ze vat het idee op om boeken te publiceren over Arabische paarden en volksverhalen, maar het plan komt niet tot uitvoering. Wel verleent ze onderdak aan veel reizigers in het gebied, zoals de oudheidkundige William John Bankes en de auteur Alexander William Kinglake. In 1816 overlijdt haar vader, waar ze echter al lange tijd geen contact mee had.

    Net als Alexine wil Hester niet terug naar Europa, hoewel ze steeds meer last van kwalen krijgt. Ze is wispelturig wat betreft het ontbieden en wegsturen van personeel, inclusief haar lijfarts, en stort zich volledig op esoterische zaken. Ze vestigt zich op een bergtop in de buurt van Sidon, waar ze uiteindelijk tot haar dood zal blijven wonen. Ze steekt zich in de schulden om vluchtelingen op te vangen in de roerige omgeving, en buitenlandse expats zien haar steeds meer als excentrieke kluizenares. Zo wordt ze in boeken door de auteurs en reizigers die haar bezoeken steevast ‘tovenares’ en ‘profetes’ genoemd. Als haar lijfarts Dr. Meryon uiteindelijk terugkeert in 1937 treft hij haar aan in een vervallen huis zonder vast personeel, mager en pijprokend in bed. Hij weet haar memoires nog op te tekenen voor ze op 23 juni 1839 sterft.

    Janneke Budding heeft een toegankelijk en mooi boek geschreven dat een goed tijdsbeeld schetst en de lezer rijkelijk van achtergrondinformatie voorziet. Een nieuwe kennismaking met een markante vrouw uit de geschiedenis om meer over te leren!