Achtergrond

  • Achtergrond,  Nieuws,  Onderzoek

    Wie was Herta Mohr?

    Afgelopen week werd bekend dat een Leids Universiteitsgebouw vernoemd wordt naar Herta Mohr, een Leidse Egyptologe die publiceerde over de grafkapel van Hetepherachty. Maar wie was Herta Mohr?

    Toen ik voor mijn Master-scriptie onderzoek deed naar de grafkapel van Hetepherachty in het Rijksmuseum van Oudheden, stuitte ik op een dun boekje dat half uit elkaar viel in de NINO-bibliotheek. Het was getiteld The Mastaba of Hetep-Her-Akhti: Study on an Egyptian tomb chapel in the Museum of Antiquities Leiden en geschreven door ene Herta Theresa Mohr (op de publicatie als ‘Therese’ geschreven). Het boekje was gepubliceerd in 1943 door Ex Oriente Lux. Een mooi staaltje Leidse Egyptologie, zo lijkt het. Maar de facsimile-tekeningen in het boekje waren niet van de beste kwaliteit, en in het voorwoord staat dat het een studie betreft van de mastaba in de periode 1937-1940, ‘voor zover de omstandigheden het toelieten’. Wat was hier aan de hand?

    Het enige wat ik vervolgens over haar kon vinden was de website van Joods Monument (toen nog zonder foto), waar stond dat ze op 15 April 1945 op dertigjarige leeftijd in Bergen-Belsen was vermoord. Haar ouders, Adolf Mohr en Gabriele Kaufmann, waren in Auschwitz om het leven gebracht.

    Zo begon mijn zoektocht naar Herta Mohr. Op basis van archiefmateriaal en obscure publicaties kwamen er steeds meer puzzelstukjes aan het licht. In 2016 gaf ik voor het eerst een voordracht over Herta Mohr op de Vlaams-Nederlandse Egyptologendag in Leuven. Inmiddels zijn er twee publicaties over haar verschenen en heb ik een Wikipedia-pagina gestart, die ook in het Engels vertaald is. In 2021 kreeg ze eindelijk een plek in de Who Was Who in Egyptology. In 2022 zijn er voor haar en haar ouders Stolpersteine gelegd op hun laatste ‘vrijwillige’ adres in Leiden. En nu wordt er dus een gebouw naar haar vernoemd.

    Biografie

    Herta Theresa Mohr werd op 24 april 1914 geboren in Wenen als dochter van Adolf Emanuel Mohr en Gabriele Kaufmann. Haar vader was arts, door het Rode Kruis onderscheiden voor zijn werk tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het gezin woonde op de Winckelmannstraße 2 in Wenen, niet ver van Schönbrunn.

    Mohr begon aanvankelijk geneeskunde te studeren net als haar vader, maar schreef zich uiteindelijk in aan de Faculteit Wijsbegeerte waar ze vakken in Egyptologie en Afrikanistiek volgde. Het mag duidelijk zijn dat het gezin vervolgens naar Nederland vluchtte omdat ze Joods waren.

    Herta Mohr schreef zich in aan de Universiteit Leiden voor het studiejaar 1937/1938. In september 1938 gaf ze bovendien een lezing over de grafkapel van Hetepherachty op het Oriëntalistencongres in Brussel, iets wat bijzonder was gezien haar status als student. Haar “Bemerkungen zur Leidener Mastaba” gingen gepaard met een moderne diapresentatie. Herta Mohr woonde destijds op de Hogewoerd 113 in Leiden, terwijl haar ouders op de Fagelstraat 17 verbleven.

    Een eerste versie van haar studie over de grafkapel is in de archieven van het Rijksmuseum van Oudheden te vinden. Het zijn getypte velletjes in het Duits en gedateerd in 1938. Haar dossier bevat bovendien ongeveer honderd foto’s van details van de decoratie van het graf.

    Mohr werd lid van katholieke studentenvereniging Augustinus en werd op 13 juli 1939 katholiek gedoopt. Ze bleef werken aan de mastabakapel van Hetepherachty totdat deze in september 1939 ontoegankelijk werd. Ook werden Joden geweerd uit de grote steden, waardoor ze moest verhuizen naar Bilthoven en Eindhoven. Het wetenschappelijke werk werd haar op deze manier belemmerd, zoals we kunnen lezen in een brief uit november 1940, in het archief van het KMKG in Brussel:

    “Op 5 september schreven ze mij dat ik Leiden onmiddellijk moest verlaten; ik mag niet naar een groot deel van het land reizen, bijvoorbeeld Den Haag, Amsterdam, Rotterdam, etc., en ook Leiden. Dit betekent dat ik mijn huis, mijn boeken, alles moest achterlaten en elders een woonplaats zoeken.
    (…)
    Dit is een onwetenschappelijke brief. Laten we hopen dat de volgende weer vol staat met hiërogliefen! Maar er is niets hier, geen papyri, geen stenen, geen bronzen. Heb je de proefdrukken van de nieuwe Chronique [Egyptologisch tijdschrift] nog? Als je ze nog hebt en ze naar mij kunt sturen, zou ik heel, heel, heel gelukkig zijn en zal ik me niet meer zo verloren voelen in deze wereld.”

    In de vroege ochtend van 2 augustus 1942 werd Herta Mohr gearresteerd. Samen met andere katholieke joden werd zij naar het Doorgangskamp Westerbork gebracht waar ze terecht kwam in barak 48.

    Omdat de familie van Herta Mohr van hoge status was zijn er pogingen ondernomen om hen uit het kamp te halen. Dit mocht echter niet baten. Eerst kreeg ze nog uitstel van transport (“Sperre”) omdat ze als vertaler werkte. Ze was goed in talen en kende Duits, Frans, Engels en mogelijk Nederlands, nog los van de oude talen die ze bestudeerd had. Maar door een ongelukkig incident met een corrupte kampleider ging ze op 25 januari 1944 op transport naar Auschwitz. Haar ouders waren een paar dagen eerder naar Theresienstadt gestuurd, maar werden eind oktober 1944 doorgestuurd naar Auschwitz, waar ze bij aankomst werden vermoord.

    Dan raakt het spoort van Herta Mohr bijster. In januari 1945 werd Auschwitz geëvacueerd vanwege oprukkende Russische troepen. Een deel van de gevangenen werd via Gross-Rosen richting het westen gestuurd. In het ziekenhuis van Gross-Rosen werd Herta Mohr gezien door iemand met dezelfde familienaam, maar die geen directe familie van haar was.

    De plaats en datum van haar dood zijn uitvoerig onderzocht, maar konden niet eenduidig worden bepaald. Waarschijnlijk zijn ze later door een rechter vastgesteld. Volgens de officiële gegevens stierf Herta Mohr op 15 april 1945 in Bergen-Belsen, op 30-jarige leeftijd. We weten niet of ze haar eigen publicatie ooit onder ogen heeft gezien.

    Samen met Dr. René van Walsem bereid ik een herpublicatie voor van de mastaba van Hetepherachty, die in 2025/2026 zal uitkomen in de PALMA-reeks.

    Meer lezen:

    – Beek, N. van de (2023), Braving the odds: Egyptologist Herta Mohr during the Second World War, in: Navratilova, H., T.L. Gertzen, M. De Meyer, A. Dodson and A. Bednarski (eds), Addressing Diversity: Inclusive Histories of Egyptology, 181-203.
    – Beek, N. van de (2017), Herta Mohr and the Mastaba of Hetepherakhty, in: Verschoor, V., A.J. Stuart and C. Demarée (eds), Imaging and Imagining the Memphite Necropolis: Liber Amicorum René van Walsem, 233-238.
    Herta Mohr op Wikipedia
    Stolpersteine in Leiden
    NINO

    Later dit jaar zal een Nederlandstalig artikel over Herta Mohr verschijnen in Ta Mery, een publicatie van stichting Huis van Horus.

    Met dank aan: Carolien van Zoest, Sebastiaan Berntsen, Marleen De Meyer, René van Walsem, Regina Grüter, Maarten Raven, Maud Slingenberg (van Minerva, niet van Augustinus), Arnold Schalks, het NIOD, International Red Cross, UB Leiden en de Leidse Egyptologie.

  • Achtergrond,  Boeken,  Musea

    Twee vrouwen in het Midden-Oosten

    Alexine Tinne

    In april dit jaar bezocht ik de mooie fototentoonstelling over Alexine Tinne in het Haags Historisch Museum. Enkele jaren geleden maakte ik op die plek voor het eerst kennis met deze schatrijke vroege reizigster naar Afrika, waar ik inmiddels het een en ander over heb geschreven.

    Dit keer stond Alexine’s historische fotografie centraal. Als een van de eerste fotografen in Nederland legde ze haar thuisstad Den Haag vast, het interieur van haar huis aan de Lange Voorhout en haar paarden en honden. Maar ook zijn enkele zeldzame foto’s bewaard gebleven van haar bezoek aan Gondokoro in Zuid-Sudan en portretten van haar entourage in Afrika. Daarnaast was er werk te zien van hedendaags fotografe Dagmar van Weeghel, die de persoon Alexine tot leven lijkt te brengen, en diverse boeken, kaarten en foto’s door o.a. Maxime Du Camp, die met Gustave Flaubert door de Oriënt reisde. Ook nam ik met mijn eigen entourage (twee goede Egyptologen-vriendinnen) nog even een kijkje bij het huis van Alexine zelf, waar ze opgroeide maar na haar verre reizen nooit naar terugkeerde.

    In het museum was ik aan het dubben of ik het boek (wat een mooie illustratie vormt op de tentoonstelling) zou aanschaffen, maar besloot dit niet te doen. Wie schetst mijn verbazing toen het boek een week later alsnog op mijn deurmat plofte! Met veel dank aan cursist en aspirant-Egyptoloog Pieter, die me tevens wees op het bestaan van het Alexandrine Tinnehof in Amsterdam, Alexine Tinnepad in Den Haag en Alexandrine Tinneplein in Leiden. Er schijnt daarnaast nog een Alexandrine Tinnestraat in Roermond te zijn. Leuk detail is dat het A. Tinnehof in Amsterdam in een wijk ligt met meer straatnamen van fotografen en documentairemakers.

    Verder dank ik Jaap sr. en Jeanine voor de informatie die ze met me deelden over de wadi Berdjudj tussen Murzuq naar Ghat waar Alexine Tinne waarschijnlijk aan haar einde kwam.

    Lady Hester Stanhope

    Hoewel een van de eerste Europese vrouwen die als ontdekkingsreizigster in Afrika te boek staat, was Alexine niet de eerste vrouw die haar geluk beproefde in de Oriënt. In het nieuw verschenen boek Lady Hester Stanhope 1776-1839: Koningin van de woestijn (Walburg Pers, 2022) vertelt Janneke Budding het verhaal van deze avontuurlijke aristocrate. Net als Alexine was Lady Hester welgesteld en eigengereid, schroomde ze niet om zich onconventioneel te kleden en omringde ze zich met personen die haar wilde plannen konden waarmaken.

    Net als later het geval zou zijn met Florence Nightingale (die in 1850 de Nijl op zou varen) staat een mislukte romance mogelijk aan het begin van Lady Hester’s eerste reis, die haar via Athene naar Contanstinopel brengt. Hier maakt ze voor het eerst kennis met het Ottomaanse rijk, dompelt zich onder in de plaatselijke hamam en woont zonder blikken of blozen een onthoofding bij. Na een schipbreuk bij Rhodos waarbij ze haar meeste bezittingen verliest reist ze ongestoord verder in mannenkleding. Ze brengt een paar weken in Alexandrië door, waar de reisgids uit die tijd aanraadde om vooral een ijzeren ledikant mee te nemen (nu weten we waarom Alexine hier ook mee door de woestijn zeulde!). Ze ontmoet de heerser Mohammed Ali en onderneemt een niet ongevaarlijk tripje naar de piramiden van Giza waar bedoeïnen toen nog vrij spel hadden in de woestijn. Ze reist door naar Jeruzalem (geheel volgens de mode van de tijd) en trekt vandaar met kamelen naar Akko onder begeleiding van de plaatselijk rover-sjeik Abu Ghosh. Hij probeert nog de hoofdprijs te vragen voor zijn diensten maar (misschien anders dan Alexine) laat Lady Hester zich niet gemakkelijk oplichten. Ondertussen vermaakt ze zich met haar gevolg bestaande uit minnaar Michael Bruce jr. en Dr. Meryon, lijfarts tegen wil en dank.

    Ze verblijft drie maanden in Damascus, waar op dat moment strenge regels gelden voor Christenen hoe zich te kleden en gedragen, regels die Lady Hester aan haar rijlaarzen lapt. Te paard en ongesluierd rijdt ze door de stad, maakt vrienden met pasja’s en hoge militairen en bezoekt harems, de grote moskee en bijbehorende bibliotheek. Ze bouwt een goede relatie op met de moslimgemeenschap en besluit in navolging van koningin Zenobia naar Palmyra te reizen. Ook deze reis is niet zonder risico (men kon immers ontvoerd worden door een wahabietenstam) en niet goedkoop – de 1000 Engels ponden  die Lady Hester nodig heeft weet ze handig los te krijgen bij de vader van haar minnaar. Het lukt haar om heelhuids naar Palmyra te komen en terug, waarna ze kisten met planten en insecten aan de Royal Society in Engeland stuurt.

    Dan slaat alsnog het noodlot toe in de vorm van de builenpest, die op dat moment in de regio woedt. Hoewel ze haar begrafenis al geregeld heeft geneest ze, doch met littekens op haar huid en aangetaste longen. Ze wil als volwaardig ontdekkingsreizigster toegang krijgen tot de African Association, en laat zich boeken opsturen over de geografie, botanie, politiek en geschiedenis van het gebied. Ze gaat zich steeds meer identificeren met de Turken om haar heen en koopt (net als Alexine) slaven. Ze wordt geregeld overvallen door depressies en woede-aanvallen, niet geholpen door het feit dat een voor een haar familieleden overlijden, waaronder haar jongste zusje Lucy. Ook eindigt de relatie met haar minnaar Bruce.

    In oktober 1814 onderneemt ze een tocht naar Baalbek en Askelon, waar ze een archeologische expeditie onderneemt naar een vermeende goudschat. De schat vinden ze niet, wel een marmeren beeld dat ze om dubieuze redenen aan stukken laat slaan (kennelijk om te bewijzen aan de Ottomaanse regering dat ze niet van plan was het mee te roven zoals andere Westerlingen deden). Ze vat het idee op om boeken te publiceren over Arabische paarden en volksverhalen, maar het plan komt niet tot uitvoering. Wel verleent ze onderdak aan veel reizigers in het gebied, zoals de oudheidkundige William John Bankes en de auteur Alexander William Kinglake. In 1816 overlijdt haar vader, waar ze echter al lange tijd geen contact mee had.

    Net als Alexine wil Hester niet terug naar Europa, hoewel ze steeds meer last van kwalen krijgt. Ze is wispelturig wat betreft het ontbieden en wegsturen van personeel, inclusief haar lijfarts, en stort zich volledig op esoterische zaken. Ze vestigt zich op een bergtop in de buurt van Sidon, waar ze uiteindelijk tot haar dood zal blijven wonen. Ze steekt zich in de schulden om vluchtelingen op te vangen in de roerige omgeving, en buitenlandse expats zien haar steeds meer als excentrieke kluizenares. Zo wordt ze in boeken door de auteurs en reizigers die haar bezoeken steevast ‘tovenares’ en ‘profetes’ genoemd. Als haar lijfarts Dr. Meryon uiteindelijk terugkeert in 1937 treft hij haar aan in een vervallen huis zonder vast personeel, mager en pijprokend in bed. Hij weet haar memoires nog op te tekenen voor ze op 23 juni 1839 sterft.

    Janneke Budding heeft een toegankelijk en mooi boek geschreven dat een goed tijdsbeeld schetst en de lezer rijkelijk van achtergrondinformatie voorziet. Een nieuwe kennismaking met een markante vrouw uit de geschiedenis om meer over te leren!

  • Achtergrond

    Parades vroeger en nu

    In april van dit jaar werd in Egypte een parade gehouden toen de mummies van het Egyptisch Museum aan het Tahrirplein met veel bombast naar het nieuwe Nationale Museum van de Egyptische Beschaving werden getransporteerd. In praalwagens werden de sarcofagen vervoerd, onder begeleiding van zang, dans en militair vertoon.

    Ook de 42 meter lange zonneboot van koning Choefoe (Cheops) is onlangs op speciaal transport naar het Grand Egyptian Museum in Giza gegaan. De reis van 7,5 km duurde maar liefst 10 uur. De zonneboot bevond zich altijd in een apart museumgebouw naast de Grote Piramide, maar zal nu een plek vinden in de enorme hallen van het GEM.

    De zorgvuldig geënsceneerde parades en gedoseerde berichtgeving rond archeologische ontdekkingen in Egypte moeten de toeristische sector een boost geven. Tien jaar geleden was er de Arabische Lente, nu de verwikkelingen rond COVID waardoor toeristen wegblijven.

    Parades in de Oudheid

    Ook in het Oude Egypte was men al dol op parades. Tijdens het jaarlijkse Opetfeest (heb ipet) werden beelden van Amon, Moet en Chonsoe op ceremoniële barken (boten) rondgedragen door priesters. Hiermee werd het heilige huwelijk tussen de goden Amon en Moet gevierd. Het festival vond plaats in de tweede maand van het Akhet-seizoen en kon wel 24 dagen duren.

    Het feest wordt voor het eerst vermeld in de tijd van Hatsjepsoet, die afbeeldingen ervan liet opnemen op haar Rode Kapel in Karnak. Op de heenweg van Karnak naar Luxor werd de bark van Amon over land vervoerd langs zes barkschrijnen. De terugweg ging over water, gesleept door de koninklijke boot.

    Processie met de bark van Amon zoals afgebeeld op de Rode Kapel
    University of Memphis)

    Op de wanden van de Luxortempel heeft Toetanchamon ook de hymnen aangebracht die tijdens het feest werden gezonden:

    O Amon, heer van de tronen van de Beide Landen, moge u eeuwig leven!
    Een drinkplaats is uitgehouwen, de hemel is teruggevouwen op het zuiden,
    een drinkplaats is uitgehouwen, de hemel is teruggevouwen op het noorden,
    mogen de zeelieden van Toetanchamon drinken.

    Het ziet ernaar uit dat er veel werd gezongen, gedanst en gedronken tijdens het festival. Zo ook tijdens het Mooie Dalfeest, waarbij de god Amon (in de vorm van zijn tempelbeeld) een bezoek bracht aan de dodentempels van Mentoehotep II en later Hatsjepsoet in Deir el-Bahari op de westoever van de Nijl. Ook de bevolking kreeg hierbij een kans om een glimp van het godenbeeld op te vangen, en nam de gelegenheid te baat om zich mooi te kleden en de nacht door te brengen bij de graven van overleden familieleden. Ook hierbij mocht alcohol niet ontbreken.

    Kunstenaarsimpressie van het Opet-festival (© Balage Balogh)

    Een deel van het Opet-festival vond plaats op de processieweg tussen de tempels van Karnak en Luxor (de el-Kebash weg). De laatste jaren is deze weg vrijgelegd (waardoor o.a. woonhuizen hebben moeten wijken) waarbij veel van de oorspronkelijk sfinxenlaan is teruggevonden. De 2,7 km lange weg zal in de herfst worden geopend. In een moderne weergave van het Opetfeest zullen ‘priesters’ beelden van Amon, Moet en Chonsoe over de weg dragen. Ook de moderne Egyptenaren hebben de smaak van parades te pakken!

    Sfinxenlaan tussen Karnak en Luxor